Op je werk hebben de laatste tijd wat veranderingen plaatsgevonden. Een collega waar je veel mee samenwerkt, is het niet eens met deze veranderingen. Dit vertelt hij dagelijks tegen jou. Hij heeft maar weinig zin om te werken en laat dit duidelijk en vaak aan je merken. Je merkt dat dit invloed op jou heeft. Je vond de veranderingen in eerste instantie niet zo erg, maar door de duidelijke mening van je collega voel je je hier ook steeds negatiever over. Dit beïnvloedt ook jouw motivatie, terwijl je je werk eigenlijk met veel plezier uitvoerde.
Je vindt het lastig om hier mee om te gaan. Je wilt namelijk geen conflict met je collega veroorzaken, omdat je bang bent dat dit jullie samenwerking zal verslechteren. Je probeert je collega daarom te ontlopen, waardoor je hopelijk minder vaak met zijn negatieve uitspattingen te maken krijgt. Maar iemand ontlopen, terwijl je eigenlijk met hem samen moet werken, werkt niet goed. Dit merk je al snel. Je zou graag op een andere manier met deze situatie om willen gaan. Maar hoe?
Je brengt de situatie in kaart en denkt na over welke mogelijke oplossingen er zouden kunnen zijn. Je weegt voors en tegens met elkaar af en besluit dit met je leidinggevende te bespreken.
De coping stijl die de persoon uit het voorbeeld eerst gebruikte, is: vermijden
De coping stijl die de persoon gaat gebruiken, is: actief oplossen